"Bij de buitenspelsituatie praten we over een centimeter. Is dat de absolute waarheid waar niemand aan kan twijfelen? Kan het moment van spelen zo precies worden vastgesteld? En is de techniek zo accuraat?", aldus de bondscoach van Denemarken
Mooi vraagstuk waarbij de bondscoach verschillende perspectieven aankaart. Het epistemologisch vraagstuk over de waarheid. Of sterker nog: de absolute waarheid (is er ook een relatieve waarheid?). Of de techno-filosofische vraag naar de werking van de technologie in de interactie met de mens. Of de technische vraag naar de precisie van de technologie.
Waar het mij in deze blog om gaat is de meer juridische vraag: is buitenspel buitenspel? Of zijn er uitzonderingen denkbaar waarbij een overtreding van een regel zo minimaal is dat we daar geen of andere juridische gevolgen aan zouden moeten verbinden?
De buitenspelsituatie doet denken aan de voetfout van Serena Williams in haar match tegen Kim Clijsters tijdens de US Open in 2009. Bij 30-15 stand in de game en een 6-5 stand in de tweede set ten gunste van Clijsters, maakte Williams bij haar tweede service een minimale voetfout. Matchpoint Clijsters. Williams ontstak in grote woede en ook commentator McEnroe vond dat je op zo’n moment in de wedstrijd de voetfout onbestraft moet laten.
In de juridische doctrine noemt men dit een de minimis: kleine overtredingen van regels behoeven niet per se tot rechtsgevolg te leiden.
In het staatssteunrecht kent met de de minimis regeling. Op grond van de de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie jaren tot € 300.000,- steunen. Door het geringe effect van deze steunverlening op het EU handelsverkeer kwalificeert steun onder dit drempelbedrag niet als onrechtmatige staatssteun.
In het privaatrecht kan men via de band van misbruik van recht proberen een claim af te wenden. Bijvoorbeeld in een burenrecht kwestie waarbij een schuur slechts 5 centimeter (0,25 vierkante meter) op de eigendom van de buurman stond (rechtbank Gelderland, 18 januari 2017). Dit werd door de rechtbank zo'n kleine overtreding van het eigendomsrecht beschouwd dat er geen sanctie volgde.
Maar hoe passen we de minimis in de sport toe? Wanneer houd je een speler aan de regel en wanneer niet?
Ik weet niet zo goed wat het antwoord op deze vragen moet zijn. Ik vermoed dat bij sport intuïtie in hoge mate meespeelt. Er zullen ongetwijfeld veel mensen zijn die intuïtief aanvoelen dat een scheids niet moet ingrijpen bij kleine overtredingen op de spelregel. Ik veronderstel dat hier het argument achter ligt dat een minimale overtreding nauwelijks van invloed is op het vervolg van de spelsituatie. De tegenstander heeft er weinig last van.
Maar waar de grens dan ligt vind ik moeilijk te zeggen. Ik denk dat hier ook van belang is dat verschillende spelregels een verschillend karakter hebben. Zo mag een scheidsrechter voordeel geven bij een strafbare tackle. Hij hoeft hiervoor niet te fluiten als dit een voordelige situatie teniet doet. De scheidsrechter laat hier de overtreding onbestraft omdat de getroffen partij juist bestraft zou worden als de scheids zou fluiten.
Je kunt ook zeggen dat de essentie van sport is amusement. Dat maakt dat alle regels arbitrair, of beter gezegd: secundair zijn. Men moet bij de toepassing van de regels geen hoge eisen stellen. Er moet ruimte zijn voor emotie. Emotie is complementair aan amusement.
Het oordeel van de scheidsrechter legt het dan af tegen de schoonheid van amusement en daarmee gepaard gaande emotie. Misschien moeten we de ongemak van dit argument gewoon laten bestaan en toelaten in onze beleving van sport.